Goddelijke schatten
Blijf altijd waakzaam, en pas vooral op voor de gladde tong van een gauwdief
Thor was kwaad. Hij brulde Loki’s naam en beende van zaal naar zaal, en zo snel hij hem had gevonden, trok hij de gillende raddraaier aan zijn haar omhoog.
Loki verzette zich niet omdat hij bang was dat hem zijn rode krullen zou kosten. Dus bungelde hij roerloos als een afgeschoten vos aan Thors rechterhand.
‘Jij weer, of niet?’ Thor gaf hem een flinke zwieper. ‘Of niet?’
‘Een geintje’ kermde Loki.
Thor liet hem op de grond zakken en de raddraaier betastte voorzichtig de bovenkant van zijn hoofd.
‘Hoe ben je mijn slaapkamer binnen gekomen?’
Loki tuitte zijn lippen. Ik heb mezelf in een vlieg veranderd. En toen ben ik door het sleutelgat gevlogen.’
‘Wat? Met een grote schaar?’
‘ Jullie sliepen en jouw jagermes lag naast je.’
‘Jij …’ gromde Thor. ‘Jij …’ Hij kon zo snel niet op het juiste woord komen, misschien bestond het ook niet.
'Gewoon een geintje’ jammerde Loki opnieuw. Maar zijn ogen glommen, oranje met groene vlekjes, en hij zond Thor een slinks lachje.
‘Hoe denk je dat Sif zich voelde? Mijn bloedeigen vrouw! Toen ze wakker werd en al haar haar zag, die grote borst …’
‘Bos’ corrigeerde Loki.
‘Die grote bos haar,’ zei Thor. Al dat gouden haar op een hoop naast ons bed. Wat denk je dat ze voelde toen ze haar hoofd aanraakte? Thors rechterhand knelde zich om Loki’s schedel en hij schudde hem opnieuw door elkaar.
‘Nee!’ gilde Loki.
‘Stekels!’ bulderde Thor. ‘Stoppels!’ Ze was compleet van de kaart! Nou wat denk je daar aan te doen?’
‘Sif krijgt een nieuwe bos haar van me,’ beloofde de raddraaier. ‘Ik bedenk wel wat.’
Loki had een plan. Hij stak de Bifrostbrug over en zette koers naar het noorden van Midgard, waar de dwergen in hun holen en grotten woonden.
‘Naar beneden’, mopperde Loki. ‘Altijd naar beneden.’ Alles ligt lager dan Asgard. Afdalen langs de stam van Yggdrasill. Afdalen vanaf de regenboogbrug. Afdalen naar Midgard met z’n ellendige oceaan en rotsreuzen en ijsreuzen. Afdalen naar de hel, het laagste van het laagste. Altijd maar weer naar beneden! En dat terwijl iedereen weet dat je beter kunt klimmen dan dalen. De werelden liggen verkeerd om. Ik zou een paar vleugels moeten hebben. Ja, net zoals Freya- Freya met haar valkenvleugels.’ Na drie dagen en drie nachten bereikte de raddraaier eindelijk het noordelijke deel van Midgard, en voorzichtig daalde hij door een rotsige gang af naar de grot van twee dwergen, zonen van Ivaldi. Zoon Een en zoon Twee noemde iedereen ze. Hun vader was de meest vermaarde smid van zijn tijd geweest.
‘Kijk eens wie we daar hebben!’ riep Zoon Een uit.
‘Vrienden!’ zei Loki, en hij spreidde zijn armen.
‘Zijn we dat wel?’ vroeg Zoon Twee.
‘Meestal als jij ons vrienden noemt, moet je iets van ons.'
‘Help mij en je helpt jezelf’, zei Loki tegen de dwergen. ‘De mooie Sif is haar haar kwijt.’
‘Kwijt?’ zei Zoon Een. ‘Hoe kan dat?’
Loki snoof. ‘Het lijkt me nogal duidelijk dat het of is uitgevallen of is afgeknipt, op een andere manier kun je ‘t niet kwijtraken. ‘Maar hoe het terug te krijgen, dat is de vraag. En daarom ben ik hier.’
‘Wat schuift het voor ons?’ vroeg Zoon Een.
‘Een vergoeding in goud van de goden en de eeuwige vriendschap van Sif en Thor,’ zei Loki. ‘En dat is niet niks. Thor is de god van de donder, de sterkste god van allemaal, als je hem naast je hebt, schouder aan schouder staat …’ Loki begon te giechelen. ‘Schouder …’ hikte hij. ‘Zelfs al zou je boven op je broer gaan staan, zoon Twee, dan nog zou je niet aan Thors schouder komen.’
‘Erg grappig,’ zei zoon Een.
‘en verder,’ vervolgde Loki, ‘kun je er van op aan de goden jullie altijd dankbaar zullen blijven. En alsof dat nog niet genoeg is, beloof ik, Loki, dat ik jullie ook nog eens een vergoeding zal geven.
De dwergen vroegen Loki het vuur, dat in een hoek van de grot smeulde, flink op te porren. Ze deden hun leren schorten om en legden al hun gereedschappen aan de ene kant van de werkbank. Daarna stommelde Zoon Een de grot uit en kwam terug met een grote klomp god en brokje zilver. Dit werd aan de andere kant van de bank gelegd, naast een brok ijzer.
Eerst trommelden de twee dwergen op de stukken goud en zilver alsof het een muziekinstrument was, harder, zachter, harder, zachter, onder het mompelen van magische woorden - klanken die Loki nooit eerder gehoord had. De raddraaier keek toe hoe de broers het goud en zilver op twee grote scheppen plaatsten en het boven het vuur hielden tot het zacht geworden was, en hoe ze het daarna op twee aambeelden legden en er weer op begonnen te tikken, te hameren…
Het werd steeds heter in de grot, en Loki die al moe was van zijn lange tocht, kon zijn ogen niet openhouden. Eerst begon zijn ene ooglid te zakken, daarna het andere, tot ze allebei dichtvielen. En toen hij weer wakker werd hing er vlak voor zijn neus een prachtig gordijn van gouden haar over de rand van de werkbank.
Zoon Een glimlachte. Hij blies een keer zacht, en het bewoog en golfde en danste. Meteen kamde Zoon Twee het weer in model, lok voor lok.
‘Zonde om dit vuur te verspillen,’ zei hij.
‘ Nu we toch bezig zijn, kunnen we net zo goed nog een cadeautje voor de goden maken.
‘Of misschien wel twee,’ viel zijn broer hem bij.
En terwijl Loki verder doezelde, creëerden de zonen van Ivaldi uit metaal en magie nog twee kunstwerken - het inklapbare schip Skidbladmir, en een slanke speer met de naam Gungnir, die rondom de hele punt was versierd met magische tekens.
‘Voor wie zijn die?’ vroeg Loki.
‘ Voor Freyr en Odin,’ zei Zoon Een.
‘ Het schip is van zilver en heeft zesentwintig riemen,’ zei Zoon Twee.
‘Deze speer,’ zei Zoon Een, 'mist nooit zijn doel.’
Loki bedankte de twee dwergen voor hun werk, hij prees ze en beloofde snel weer terug te komen met het goud van de goden. Daarna drapeerde hij de bos haar over zijn rechter arm, en met het schip in zijn ene, en de speer in zijn andere hand, wandelde hij de grot uit.
Op zijn weg naar boven rustte de raddraaier even uit. Zijn oranje-met-groene ogen glansden, zijn mondhoeken krulden, toen draaide hij zich om en daalde weer af door een zijgang. Deze was zo laag dat hij alleen gebukt verder kon, maar uiteindelijk bereikte hij een koele, klamme spelonk, en precies daarachter lag de smidse van de dwergengebroeders Brokk en Eitri.
De twee dwergen hadden de onderste rand van de smederijmuren gedecoreerd met gouden en zilveren platen, en als ze hun vuur opstookten, glansde en flitste de hele ruimte.
Het eerste wat de broers zagen waren de drie kostbaarheden, en ze haasten zich naar Loki.
‘Kijk maar eens goed,’ zei Loki. Hebben jullie ooit zulk delicaat handwerk gezien?’
‘Mijn eigen,’ zei Eitri.
Loki glimlachte. ‘Deze prachtstukken zijn door de zonen van Ivaldi gemaakt als een geschenk voor de goden. Jullie willen me toch niet wijsmaken dat jullie ook zoiets moois kunnen maken?’
‘Mooier,’ pochte Eitri.
‘Onmogelijk,’ zei Loki. ‘Daar durf ik mijn hoofd om te verwedden.
‘Je hoofd,’ herhaalde Eitri.
De twee broers wisselden een blik en knikten. Laten we voor eens en altijd van Loki en zijn streken af zien te komen, dachten ze.Brokk bracht Loki naar een kleine alkoof waarin een smeedijzeren stoel en een tafel stonden.
‘Wacht hier,’ zei de dwerg. ‘Neem gerust een pint.’
De twee dwergen gingen meteen aan de slag. Ze wierpen houtblokken op het vuur en spanden er een varkenshuid boven, ze humden, magische klanken, ze tikkerdetikten op een grote punt zilver, en knipten een lang stuk gouddraad in tientallen korte stukjes. ‘Pak de blaasbalg,’ droeg Eitri zijn broer op. ‘Pomp de balgen en blijf pompen.’
Dus pompte Brokk, en terwijl hij aan het pompen was, landde er een paardenvlieg op de rug van zijn hand en stak hem. De dwerg wierp een blik op de vlieg en blies hem weg maar stopte niet met pompen. Nog geen tel.
‘Goed!’ zei Eitri. ‘Het kan eruit.’
Brokk haalde een zilveren zwijn met gouden borstelhaar uit het vuur.
‘Gullinbursti’, zei Eitri. ‘Dat wordt zijn naam. We geven hem aan Freyr. En nu opschieten, terug naar de blaasbalg.
Terwijl Brokk pompte, zoemde dezelfde paardenvlieg zigzaggend door de grot en stak de dwerg in zijn nek.
Brokk kromp even in elkaar, maar hij pompte vastberaden door en korte tijd later trok Eitri een gouden armsieraad uit de vlammen.
‘Draupnier’, zei Eitri tegen zijn broer.
‘Zo gaat hij heten.’
‘Draupnier?’ zei Brokk met een verbaasde blik. ‘Druiper? Wat is dat nu voor een naam?’
‘Daar kom je nog wel achter,’ zei Eitri
‘Goed! Hoogste tijd voor een derde juweeltje, en dat wordt het klapstuk.’
De twee dwergen hesen een enorme bonk ijzer op het aambeeld, en een moment liet Eitri er zijn vingers strelend overheen gaan, alsof het het meest kostbare metaal ter wereld was. Hij wees naar de blaasbalg.
‘Ja, ja,’ verzuchtte Brokk. ‘Pompen en blijven pompen.’
‘ Als het vuur ook maar iets minder heet wordt,’ zei zijn broer, ‘gaat dit geschenk verloren - het mooiste geschenk van allemaal - en dan kunnen we Loki’s hoofd vergeten.’
Eitri bleef het stuk ijzer ronddraaien, en hij gromde. Hij liep paars aan. Af en toe liep hij, in zichzelf mompelend, even weg van het vuur, en stommelde door de smidse.
Toen de dwerg zijn hoofd om de opening van de alkoof stak om te kijken hoe het met Loki ging, danste een paardenvlieg over hem heen de smidse in. Hij ging recht op Brokk af en stak hem eerst in het ene ooglid en daarna in het andere.
‘Auw!’ gilde Brokk. ‘Auw!’
Heel even liet de dwerg de handgreep van de balg los om het bloed uit zijn ogen te wrijven, terwijl de paardenvlieg terug naar de alkoof en zijn bier vloog.
De raddraaier was absoluut niet van plan om zijn hoofd te verliezen.
Eitri tuurde in het hart van de hoop oplopende vlammen. ‘ Op een haar na!’ riep hij. ‘Op een haar na verknald!’
Maar toen trok de dwerg een prachtige hamer uit het vuur.
‘Mjöllnir,’ kondigde hij aan. ‘Kijk maar eens goed. Hij is uniek. Dit is mijn geschenk aan Thor, en zodra hij helm in zijn handen houdt, zal hij zich afvragen hoe hij ooit zonder heeft gekund. Dit wordt zijn trouwste vriend in de strijd tegen zijn ergste vijanden.’
‘De allermooiste hamer die ooit is gesmeed,’ bevestigde Brokk.
‘Ook al liet jij die balg los, ‘ zei Eitri. ‘Kijk! Daarom is de steel een beetje aan de kort kant.’
Toen staken de twee dwergen hun hoofden bij elkaar, en legde Eitri zijn broer uit waarom het zwijn, het armsieraad en de hamer werkelijk zo waardevol waren.
‘Ga met Loki mee naar Asgard,’ zei Eitri. ‘Geef deze geschenken aan Freyr en Odin en Thor, en kom terug met het hoofd van die raddraaier.’
‘Dat voor eens en altijd zwijgt,’ zei Brokk.
Toen Heimdall een zwaarbeladen Loki en een al even volgepakte dwerg op de regenboogbrug zag afkomen, blies hij op zijn galmende hoorn.
Hoe dichter de twee bij Gladsheim kwamen, hoe ronder Brokks ogen werden. De buitenkant van de hal was volledig bedekt met een laag goud.
‘Ja,’ zei Loki, ‘en van binnen is het net zo.’
Een en al goud. Ach arme! Daar steekt jou smederijtje toch wel wat armoedig bij af. ‘
Tegen de tijd dat Loki en Brokk de hal binnenliepen, zaten de meeste goden en godinnen al op hun hoge tronen. Het tweetal plaatste de zeskostbaarheden op een massieve eiken tafel, die recht voor de goden stond. De raddraaier verschool het geschenk voor Thors vrouw onder een linnen doek.
Toen Loki zich ervan verzekerd had dat Thor en Sif - die een hoofddoek droeg om haar stoppels te verbergen - en Freyr, en de allevader Odin in eigen persoon, aanwezig waren, riep hij luidkeels: ‘Zitten jullie allemaal goed?’
‘Schiet nu maar op Loki,’ zei Odin.
‘Goed dan zal ik beginnen,’ zei de raddraaier. ‘Maar mijn beste vriend Brokk hier moet ook nog de gelegenheid krijgen om een woordje te zeggen.’
‘In dit tempo,’ zei Odin, ‘wordt dat niet eerder dan morgen.’
Brokk hief zijn rechterhand. ‘Laat hem spreken zolang hij nog kan, allevader.’
‘O?’
‘Over niet al te lange tijd valt er voor hem weinig meer te praten.’
Een paar goden glimlachten en schudden hun hoofd.
‘Jullie weten toch hoe die dwergen zijn,’ zei Loki. ‘Mispunten! In die domme kleine lijven zit niets dan begeert en afgunst en venijn. Kennen jullie één dwerg die ooit ook maar iets heeft gedaan wat niet in zijn eigen belang was?’
‘Heeft Heimdall ons hier allemaal opgetrommeld om jouw kletspraat over de dwergen aan te horen?’ vroeg Odin geïrriteerd.
‘Maar dankzij dat eigenbelang,’ging Loki onverstoorbaar verder, ‘heb ik voor jullie niet één, niet twéé, maar liefst zés unieke geschenken. Zes prachtstukken!’
Loki opende zijn armen alsof hij de goden wilde zegenen. ‘Het enige wat we van je willen horen, Odin - van jou en Freyr en Thor - is welke van deze geschenken het meest waardevol zijn - de die door Brokk hier, Brokk en zijn broer Eitri, zijn gemaakt, of de drie van de zonen van Ivaldi.’
‘Begrepen,’ zei Odin. ‘En als wij van mening zijn dat Brokk en Eitri’s geschenken …’
‘Dan is Loki’s hoofd voor ons! krijste de dwerg. ‘Het zevende geschenk!’
‘Tja,’ zei Odin. ‘Loki bezorgt ons heel wat ellende, maar hij lost het ook weer op. Zoals toen met de reuzenmetselaar die onze muur bouwde, en die keer met Iduns appels. Het lijkt me dat iemand die zelfs de reuzen een paar keer te slim af was, een paar dwergen ook wel aan kan.’
‘Mijn eerste geschenk,’ zei Loki effen, ‘is voor jou, Odin. Deze speer hier, gemaakt door de zonen van Ivaldi.’
De raddraaier pakte Gungnir op, beklom de stenen treden naar Odins troon, en legde de speer in diens geopende handen.
‘ Misschien lijkt hij op een gewone speer,’ zei Loki, ‘dat is zo, maar zie je deze magische tekens rond de punt? Het is een speer die nooit, nooit zijn doel zal missen. Ondin- bloedzoeker en Oorlogsvriend. Met deze speer kun je Midgard tot razernij brengen, strijders tegen elkaar opzetten, dood en verderf zaaien.’
‘Het tweede geschenk van Ivaldi’s zonen,’ ging Loki verder, ‘is dit magische schip. Op de houten riemen na is ze helemaal van zilver. Zesentwintig riemen, ja. Eentje voor iedere god en godin. Geloof het of niet, ze kan zo groot worden dat er plek zat is voor iedereen. En zodra je de zeilen hijst, trekt de wind aan en weg ben je. Dat niet alleen. dit schip kan uit elkaar! Je kunt haar opvouwen zodat ze in je broekzak past. Dit geschenk is voor jou, Freyr.’
Freyr was zo blij met het schip dat hij opstond en wuifde, en alle goden juichten.
‘En nu’, zei Loki, mijn derde geschenk. Het is voor jou Sif, en om eerlijk te zijn was dit waarom ik naar die zwartkijkers daar beneden ben gegaan.’
Langzaam als een goochelaar, tilde de raddraaier de linnen doek op. En toen de goden en godinnen, voorover leunend in hun zetels, de magische pruik, de lokkenpracht, de waterval van zilverig gouden haar zagen, zuchten ze allemaal.
‘Als Sif dit op doet,’ zei Loki, ‘maakt het haarwortels en zal het groeien.
Sif daalde de stenen trap af. Haar slanke vingers streelden het haar, tussen haar duim en wijsvinger tilde ze enkele lokken op. Toen rukte ze haar hoofddoek af en zette de pruik op …
Een vreugdekreet galmde door Gladsheim.
Sif huilde. En lacht door haar tranen heen.
‘Nou Brokk,’ zei Loki met een meewarige glimlach, ‘zullen we dan nu eens naar die presentjes van jou kijken? Al steken ze natuurlijk schril af bij al deze weelde.’
‘Mijn eerste geschenk is voor Odin,’ stak Brokk van wal. ‘Het heet Draupnir.’
‘Luider!’riep Honir.
‘Hij doet zijn best,’ zei Loki. ‘Toch, Brokk?’
‘Draupnir,’ herhaalde de dwerg. ‘Druiper. Zoals u ziet is het een armsieraad, en het is voor u, Odin.’
‘Hij had liever die pruik gehad,’ zei Loki.
‘Of niet, Odin?’
de goden en godinnen lachten.
‘Ga door, Brokk,’ zei de allevader.
‘Elke negende nacht,’ zei de dwerg, ‘zal de magische sieraad acht gouden ringen laten vallen, allemaal even zwaar als hijzelf.’
Brokk hield de gouden band omhoog. ‘Een maan,’ zij hij, ‘ met een gat erin. Een maan en haar honderden, duizenden kinderen.’ Brokk legde het sieraad op de tafel, pakte het zilveren zwijn en tilde het met enige moeite op. ‘Freyr,’ riep hij. ‘Dit is Gulinbursti. Gouden borstel. Zelfs al neemt u hem mee naar het hellerijk onder de diepste wortel van Yggdrasill, dan nog kunt u zien waar u bent omdat zijn haren licht geven in het donker. Overal waar hij gaat, draagt hij zijn eigen, oogverblindende licht.’
‘Zijn eigen licht,’ riep Freyr uit, verbluft zijn hoofd schuddend.
Ook het zilveren zwijn zette Brokk terug op de tafel, en toen hees hij de hamer over zijn schouder. Die deed hem bijna dubbelslaan. de dwerg wankelde omhoog naar Thors zetel.
‘Dit is Mjöllnir,’ zei Brokk tegen de dondergod. ‘Deze hamer zal nooit -breken, wat hij ook maar raakt - lood of steen of hout of bot en been. En hoe ver je hem ook van je af gooit, kwijtraken kan je hem niet, omdat hij altijd naar je zal terugvliegen.’ Er verscheen een sluw glimlachje op Brokks gezicht. ‘En mocht u hem ooit willen verbergen: een doek erover en krimpklanken maken.Dan wordt hij zo klein dat je hem gewoon in je kleding kan verstoppen.’
Thor kon nauwelijks wachten tot hij zijn handen om de steel kon leggen. hij greep hem vast en zwaaide de hamer boven zijn hoofd, en alle goden en godinnen in Gladsheim joelden. Ze beseften dat Mjöllnir het antwoord was op elke rotsreus en ijsreus die hen bedreigde.
Brokk lachte. ‘Goed, de steel is wat aan de korte kant,’ zei hij. ‘Maar dat is niet erg.’
Odin, Freyr en Thor overlegden kort, en waren het er al snel over eens dat de geschenken van Brokk en Eitri het meest waardevol waren.
‘Jij Brokk,’ verkondigde de allevader, ‘jij en Eitri hebben de weddenschap gewonnen.’
‘Loki’s hoofd,’ gilde de dwerg. ‘Geef me Loki’s hoofd!’
De raddraaier glimlachte. ‘Mijn hoofd! Wat heb je daar nu aan? Ik ben niet bepaald een Kwasir.’
‘Je hoofd,’ schreewde de dwerg. ‘Je hoofd, je hoofd, je hoofd, je … dat was de afspraak.
‘Weet je wat?’ zei Loki. ‘Je krijgt het gewicht van mijn hoofd in goud in goud. Wat denk je daarvan?’
‘Nee!’ brulde Brokk. ‘ Ik wil je hoofd.’
‘ Vang het dan,’ gilde Loki. ‘Vang het dan, als je kan.’ Met die woorden spurtte hij weg, en witheet van woede draaide de dwerg zich naar de goden. ‘Loki’s hoofd. Vlees en bloed en bot. Zo was het afgesproken. Thor! Thor, help me!’
De dondergod zwaaide met zijn nieuwe hamer. Hij stormde Gladsheim uit, en toen hij niet veel later terugkwam, zat Loki onder zijn arm geklemd.
‘Het zij zo’ kermde Loki. ‘Laat Brokk mijn hoofd hebben. Maar mijn nek krijgt hij niet. nog geen millimeter!’
De goden lachten. ze wisten heel goed dat het onmogelijk was iemand een kopje kleiner te maken zonder iets van de nek mee te nemen.
‘Goed,’ zei Brokk, ‘het minste wat ik dan kan doen, is jou laten zwijgen. Je hoofd is van mij en dat weet je, dus ik begin maar eens met je mond te snoeren.’
De dwerg maakte een leren koord los dat rond zijn middel zat, en dat niet dikker was dan een veter, en trok zijn mes uit zijn gordel. daarna greep hij de raddraaier vast en probeerde Loki’s dunne lippen met de punt van zijn mes te doorboren.
Zonder succes. Loki’s lippen waren zo rubberachtig dat Brokk er nog geen druppel bloed uit kreeg.
Brokk liet zich op een knie vallen. Hij murmelde iets onverstaanbaars, en - wonder boven wonder - lag daar ineens de puntige priem voor zijn voeten die zijn broer Eitri altijd gebruikte om ergens een gat in te maken. Onmiddellijk pakte de dwerg hem op, stak hem verschillende keren door Loki’s bovenlip en onderlip, en haalde toen het leren snoer door de gaten. Hij naaide de mind van de raddraaier dicht.
Loki strompelde Gladsheim uit. Hij kneep zijn ogen stijf dicht en rukte de koord los.
de goden en godinnen bleven nog een tijdje in de helderverlichte zaal zitten en bewonderden hun prachtige geschenken. Ze prezen Brokk, en verzekerden hem dat hij en Eitr altijd op hun vriendschap en bescherming konden rekenen. Maar toen de dwerg aanstalten maakte aan zijn lange thuisreis te beginnen, zei Odin dat Loki nu wel genoeg was gestraft.
Brokk keek omhoog naar de allevader en zijn kin schoot naar voren. ‘Nee,’ zei hij. ‘De inzet was Loki’s hoofd, en op een dag zal ik het krijgen.’
Buiten, in de invallende schemer, hield de raddraaier zich schuil. Zijn mond bloedde nog steeds en hij zwoer dat Brokk hiervoor zou boeten. Hij was ook woedend op de goden. Zes magische geschenken kregen ze, allemaal dankzij hem, en als beloning hadden ze hem ijskoud overgeleverd aan die vuile dwerg.