Drie griezelige kinderen
Een jonge wolf en een krassende raaf: je zou wel gek zijn die te vertrouwen.
Er heerste vrede in Asgard. De goden en godinnen voelden zich veilig achter hun nieuw gebouwde muur, en hoewel ze rouwden om het verlies van Kwasir, putten ze troost uit het door de allevader veroverde honingbier, dat was gemaakt van Kwasirs bloed.
'We hebben Loki al een aardige tijd niet meer gezien,' zei de allevader. 'En zijn vrouw Sigyn weet ook niet waar hij is. Ik vraag me af waar hij uithangt en wat hij allemaal uitspookt.'
Op een dag keerde Honir, de god die zulke lange benen had dat alle andere goden, behalve Thor, moesten rennen om hem bij te houden, terug naar Midgard met alarmerend nieuws.
'Drie kinderen!' riep Odin uit. 'Probeer je me nu wijs te maken dat Loki drie kinderen heeft verwekt?'
'En niet bij Sigyn, maar bij een reuzin;' zei Honir. 'Angrboda. Dat is tenminste wat ik heb gehoord.'
'Loki zelf is al gevaarlijk genoeg,' zei
Odin. 'Dankzij hem zijn we bijna Freya kwijtgeraakt.'
'En de zon en de maan erbij, voegde Honir eraan toe.
'Drie kinderen,' mompelde Thor. 'Daar moeten we gauw van af zien te komen?
'Niet zo snel,; zei Odin. 'Laten we ze eerst eens bekijken' Hij gaf Thor en Honir de leiding over een groep goden en droeg ze op naar het hol van de reuzin Angrboda te gaan om haar drie kinderen te ontvoeren, en ze mee te nemen naar Asgard zonder dat Loki erachter kwam.
'Het blijven zijn kinderen,' benadrukte de allevader, 'en wie weet houdt hij van ze, ook al doen wij dat niet. Het kan best zijn dat hij om ze geeft?
Toen de goden en godinnen voor het eerst oog in oog stonden met Loki's drie kinderen, waren ze verbijsterd.
De oudste was een monsterlijk serpent dat Jormungand heette. Hij had ogen als koolzwarte manen en zijn lichaam was haast even dik als de stam van de grote es Yggdrasill.
Odin besefte direct dat de slang zodra hij volwassen werd nog gevaarlijker zou zijn dan een compleet bataljon reuzen.
'Neem hem mee,' beval de allevader.
'Breng hem naar een plek waar hij het minst kwaad kan.'
Terwijl de goden nog stonden toe te kijken, was Jormungand al weer een flink stuk gegroeid, en er waren maar liefst zeven goden, en hun bedienden, voor nodig om het zwiepende en kronkelende monster de hele weg naar de oceaan te dragen.
Ze gooiden hem in het water, en toen hij volgroeid was, kon het serpent zich helemaal rond Midgard krullen en in zijn eigen staart bijten.
Loki en Angrboda's tweede kind was een dochter die de naam Hel droeg; ze was voor de helft een levende vrouw en voor de andere helft een kadaver, haar ogen verscholen zich diep in hun kassen en haar gezicht stond op onweer. De allevader wierp één blik op Hel en smeet haar toen zonder pardon in de ijskoude duisternis onder de diepste wortel van Yggdrasill. Het rijk waarin ze belandde droeg haar eigen naam, Hel, en iedereen die aan ziekte of ouderdom bezweek was welkom in haar enorme burcht.
Het derde kind van Loki en Angrboda zag er wat minder problematisch uit. Het was een jonge wolf die Fenrir heette, en hoewel hij aan de grote kant was lieten de goden hem vrij over Ida's Vlakte zwerven.
'We moeten hem maar wat in de gaten houden', zei Odin tegen de goden.
Toch was er maar een god die zich in de buurt van Fenrir durfde te wagen en hem voerde met hompen rauw vlees, en dat was Odins dappere zoon Tyr.
Fenrir groeide zo snel dat de godinnen er wat zenuwachtig van werden, ze beweerden dat hij elke keer als ze hem zagen, weer een stukje groter leek.
'Hebben jullie gehoord hoe het klinkt als hij een bot kraakt?' vroeg Freya.
'En dan die manier waarop hij naar ons loert, zei de godin Idun.
Een aantal goden begaf zich naar de Bron van Urd, die zich onder de hoogstgelegen wortel van Yggdrasil bevond, en vroegen de drie Nornen die daar woonden wat ze met het wolvenjong aan moesten.
'Zijn moeder is inslecht en zijn vader is nog kwaadaardiger’, zei de Norn met de naam Lot.
'In de allerlaatste strijd zal hij de goden bevechten,' waarschuwde de Norn die Nu heette.
De derde Norn, Moet, knikte ernstig. 'Erger nog,' zei ze. 'Veel erger. Fenrir zal de ondergang van de goden worden.'
De goden hoorden het stilletjes aan, en zwijgend vertrokken ze weer. Ook al werd Fenrir met de dag gevaarlijker, ze beseften maar al te goed dat het uitgesloten was dat Asgard zou worden bezoedeld met bloed. Ze wisten niet wat ze moesten doen.
"Wij zijn de goden,' beklemtoonde de allevader, 'en Fenrir is maar een wolvenjong.
We weten veel meer dan hij, en die kennis moeten we gebruiken om hem te pakken te krijgen. Met een list kun je soms ver komen?
'Ik weet wat we moeten doen', zei Njord, de vader van Freyr en Freya. Hij had lang genoeg op de scheepswerven van Midgard gewerkt om het fijne te weten van meerpalen en enterhaken en scheepsringen en ankers, en hij slaagde erin een loden ketting te smeden die hij de naam Laeding gaf.
'Uitstekend,' zei Odin en hij liep met de ketting op Fenrir af. 'Zie je dit?' vroeg hij.
'Zie je hoe sterk hij is?'
Fenrir ontblootte zijn tanden in een soort grijns en inspecteerde de ketting. 'Vakwerk is een groot woord', zei hij, 'maar zwakke schakels zie ik niet.'
'Hij is in elk geval sterker dan jij,' daagde Odin hem uit.
'Mooi niet,' grauwde Fenrir.
De jonge wolf stond toe dat de goden hem met Laeding ketenden, zo secuur dat hij amper nog kon bewegen.
'Klaar?' vroeg de wolf. Zonder het antwoord af te wachten spande hij zijn nek en elke spier in zijn lijf, en hij kreunde. Op hetzelfde moment knapten alle schakels en als een pijl schoot hij Ida's Vlakte op, triomfantelijk huilend.
"Maak een andere ketting,' beval Odin.
Maak hem twee keer zo dik en let er op dat elke schakel met zorg wordt gesmeed. Hij moet groter zijn dan de allergrootste ankerketting die er in Midgard te vinden is.' Deze ketting kreeg de naam Dromi, en er waren drie goden voor nodig om hem naar Asgard te slepen.
'Je hebt hier een leven van niks,' zei Odin tegen Fenrir. Fenrirs kop zwaaide heen en weer.
'Neem van me aan,' zei Odin, 'dat ons leven zinloos is, tenzij we eeuwige roem verwerven met glorieuze daden. Dus, mijn beste Fenrir, als je deze ketting los kunt krijgen, als het je lukt hem te breken, dan zul jüj overal en door iedereen in de negen werelden om je kracht worden geëerd, Fenrir bekeek Dromi aandachtig en cirkelde er een paar keer langzaam omheen.
'Roem en risico, risico en roem,' gromde hij. 'Ze gaan hand in hand.'
En meer zei hij er niet over, terwijl de goden met veel pijn en moeite de enorme ketting driedubbel dik om Fenrirs massieve nek, lijf en poten wonden.
Ze deden een stap achteruit en het was alsof de wolf opzwol. Hij zwol echt op!
Hij bolde iedere spier in zijn lichaam en de goden hoorden Droni knerpen en knarsen, en ze zagen dat de ketting het bijna niet meer hield. Rollend en wriggelend lukte het Fenrir een van de grote rotsblokken op de vlakte te bereiken, en met een laatste krachtsinspanning wierp hij er zich met zijn volle gewicht tegenaan. Dromi explodeerde.
De goden doken weg, en sommige loden schakels spatten tot halverwege de sterren.
Odin riep alle goden en godinnen bij elkaar binnen de veilige muren van zijn hal.
'Soms,' zei hij, lukt het zelfs niet met een list. We zullen magie moeten gebruiken?
Hij wenkte Freyrs boodschapper, de stralende Skirnir, met zijn huid zo helderwit dat hij licht gaf in het donker. De allevader vroeg hem af te dalen naar de dwergen, en ze hun eigen gewicht in goud te beloven als ze erin zouden slagen een onbreekbare ketting voor Fenrir te smeden.
Onmiddellijk gingen er acht dwergen aan de slag. Hun groene ogen glommen in het duister van hun sombere spelonk, en ze maakten een lang, glad, zacht lint, dat ze Gleipnir noemden.
Zodra hij weer terug was in Asgard, toonde Skirnir het lint aan de allevader. Odin bevoelde de stof. Hij fronste. 'Zijde is het niet,' zei hij. 'Wel wat glibberig. Waar is het van gemaakt?'
"Van zes verschillende dingen," zei Skirnir. 'Het geluid dat een rondsluipende kat maakt. De baard van een vrouw. De wortels van een berg en de pezen van een beer. Vissenadem. En... o, ja, vogelspuug.’
'Dat kan toch niet!' riep Thor uit.
'En zelfs als het wel kan,' zei Odin, 'betwijfel ik ten zeerste of we er Fenrir mee in bedwang kunnen houden.'
Skirnir glimlachte. 'De ene dwerg is nog afstotelijker dan de andere', zei hij, 'en hun hebberigheid is ongekend, maar leugenaars zijn het niet. En ik kan bewijzen dat ze ook nu niet liegen.'
'Hoe dan?' vroeg Thor.
'Hebben jullie je wel eens afgevraagd waarom een sluipende kat geen geluid maakt?
Zijn jullie er al achtergekomen waarom een
vrouw geen baard heeft? Een berg kun je niet eens opgraven, en zo zijn er veel dingen die niet lijken te bestaan, maar die hoe dan ook door de dwergen worden gekoesterd en gebruikt.
De goden gingen terug naar Ida's Vlakte, met de dappere dondergod Tyr voorop. Veiligheidshalve vlak bij elkaar blijvend naderden ze Fenrir zo dicht als ze durfden.
'Heb je zin om een kijkje te nemen op
Lyngvi?' riep Freya hem toe.
'Huh?'
'Heidebloem Eiland. Daar, in het midden van het meer.'
'Waarom zou ik?' vroeg de wolf.
'We gaan er met z'n allen heen, er is een feest, en omdat jij er nog nooit bent geweest..'
Thir en Heimdall roeiden Fenrir in een praam over het meer - de wolf in de boeg en de goden en godinnen op een kluit in het achtersteven - en toen ze het eilandje bereikten, trok Odin het door de dwergen gemaakte lint Gleipnir uit zijn zak. Hij liet het voor de neus van de wolf bungelen.
'Durf je het aan?' vroeg hij. 'Mag ik je hiermee vastbinden?'
'Durven?' smaalde Fenrir. 'Dat bijt ik in één keer door, wat voor eer is daar aan te behalen?'
'Misschien is dit lint wel sterker dan je denkt,' antwoordde Odin. 'Om eerlijk te zijn weten we dat zelf ook niet echt.'
Fenrir liet een lage grom horen. 'Niet?' zei hij. Jullie weten het niet? Nou, als er tovenarij in zit, mag je hem houden. Aan mijn lijf geen hokus pokus.'
'Je was toch zo sterk?' zei Thor.
'Dat ben ik.'
Sterker dan een ijzeren ketting.
'En zelfs als het je niet lukt met dit... met dit schattige lintje,' zei de mooie Freya, 'dan maken wij het gewoon weer los. Vertrouw ons nou maar.'
'Vertrouwen? Jullie?' beet Fenrir haar toe.
Ik vertrouw jullie níét. Als jullie me ooit te pakken krijgen, kom ik in geen duizend jaar vrij.
De wolf cirkelde rond en rond de groep goden. 'Ik heb er weinig zin in me vast te laten binden,' zei hij, 'maar voor een lafaard wil ik ook niet worden uitgemaakt?
Hij bleef recht voor de allevader staan.
'Goed dan! Bind me vast, maar dan wil ik wel dat een van jullie zijn hand in mijn mond steekt, zodat ik weet dat jullie geen geintjes uithalen.'
De goden en godinnen sloegen hun ogen neer. Ze zeiden geen woord. Maar toen tilde de dappere Tyr zijn rechterarm op, en stak zijn hand tussen Fenrirs kaken.
Meteen omwikkelden de goden Fenrir met het lint, en hoe harder hij zich inspande en rukte en trok, hoe strakker het ging zitten.
De wolf gromde. Zijn ogen spoten vuur.
Toen klapte hij zijn kaken dicht en Tyr schreeuwde het uit.
De goden en godinnen lachten en juichten en zwaaiden. Ze hadden allemaal plezier, behalve Tyr: die was zijn rechterhand kwijt.
De goden knoopten het lint aan een ketting, en de ketting wurmden ze door een gat in een enorm rotsblok en toen nog eens in een dubbele lus eromheen. Daarna groeven ze een diepe kuil en duwden net zo lang tot de rots erin viel, en daarna rolden ze er nog een ander rotsblok bovenop.
Fenrir knarste en knerste zijn tánden en sperde zijn bloederige muil wagenwijd open. Meteen ramde Heimdall zijn zwaard ertussen zodat de wolf hem niet meer dicht kon krijgen.
Fenrir was gevangen. Tot zwijgen gebracht.
De hele dag en de hele nacht dropen lange draden speeksel uit zijn bek - en een melkbleke rivier van slijm en kwijl stroomde vanaf Heidebloem Eiland het meer in.
Op de bodem van de zee rond Midgard wacht de monsterslang Jormungand, bijtend in zijn eigen staart. Hel zit te wachten in haar dodenburcht, omhuld door duisternis en ijzige mist. En midden op het meer, op het kleine eiland Lyngvi, wacht de wolf Fenrir.
En de goden en godinnen? Die bleven denken aan de waarschuwing van de Nornen, dat de wolf Fenrir hen zou bevechten in de laatste strijd, en dat dat hun ondergang zou worden. Ze vroegen zich af waar in de negen werelden Loki kon uithangen.
En wat er zou gebeuren als de raddraaier terugkeerde naar Asgard en ontdekte wat er met zijn drie griezelige kinderen was gebeurd. Helemaal gerust waren ze er niet op.
'Hij zal zich zeker willen wreken,' zei Odin. 'Maar wat hij ook doet, als we niets hadden gedaan, waren we nog slechter af geweest.'