De mens is een wolf
Buiten de beschaafde samenleving is er voortdurend sprake van oorlog van allen tegen allen. Het is dus duidelijk dat mensen in een toestand verkeren die we oorlog noemen, als zij niet onder een gemeenschappelijke macht leven die bij allen ontzag afdwingt. Want oorlog bestaat niet alleen uit veldslagen en daadwerkelijke gevechten, maar is voortdurend aanwezig zolang er in voldoende mate sprake is van de bereidheid om tot wapengeweld over te gaan. Het begrip ‘tijd’ moet men met betrekking tot de oorlog dan ook net zo opvatten als met betrekking tot het weer. We spreken immers niet van slecht weer als er één of twee buien vallen, maar wel als het vele dagen achtereen voortdurend regenachtig blijft; en zo is het voor oorlog niet nodig dat er daadwerkelijk gevochten wordt, maar dat de bereidheid daartoe alomtegenwoordig is, zolang er geen zekerheid bestaat van het tegendeel. (...)
Iemand die dit niet goed heeft overwogen, zal zich erover verbazen dat de natuur de mensen zo van elkaar vervreemdt en ze bereid maakt elkaar aan te vallen en te vernietigen. Omdat hij dit vanuit zijn hart onbetrouwbaar acht, zal hij willen dat dit door ondervinding wordt bevestigd. Laat hij dan bedenken dat hij zich bewapent als hij op reis gaat en betrouwbaar gezelschap kiest, dat hij zijn deuren vergrendelt als hij gaat slapen en dat hij zijn kasten op slot doet, zelfs als hij thuis is. Ondanks dat er wetten en regels zijn.
Wat voor mening heeft hij dan over zijn landgenoten, als hij bewapend uitrijdt, als hij zijn deuren vergrendelt? Wat denkt hij van zijn kinderen en bedienden wanneer hij zijn kasten afsluit? Beschuldigt hij met deze daden de menselijke soort niet evenzeer als ik dat met mijn woorden doe? Toch stellen wij hiermee geen van beiden de menselijke natuur in gebreke. Begeerten en andere menselijke hartstochten zijn op zichzelf niet zondig. De handelingen die eruit voortkomen evenmin. Tot mensen een wet maken en kennen die ze verbiedt. Er kunnen echter pas wetten gemaakt worden als men het eens is over de persoon die moet bepalen wat ze inhouden.
Hobbes Thomas, Leviathan, 1651
Uit: Onfray Michel, Antihandboek voor de filosofie, Tegendraadse lessen in de geest van Socrates. Vertaald door Marjolijn Stoltenkamp, Lemniscaat, 2005