Liegen? Nooit!
Dus is het voldoende de leugen te definiëren als een opzettelijk onjuiste uitspraak en is het niet nodig er aan toe te voegen dat ze anderen schade moet berokkenen, zoals rechtsgeleerden eisen. (...)
Want ze berokkent altijd schade: zo niet aan een ander mens, dan toch aan de mensheid in het algemeen, omdat zij de oorsprong van het recht nietig verklaart.
Een leugen om bestwil kan zelfs, bij toeval, onder de burgerlijke wetten vallen; de leugen die toevallig onbestraft blijft, kan voor buitenlandse wetten doorgaan voor een overtreding. Als je dus door middel van een leugen iemand tegenhoudt die van plan is een moord te plegen ben je juridisch verantwoordelijk voor alle consquenties die daaruit voortvloeien. Maar als je je strikt aan de waarheid houdt, kan de rechtbank je nooit in staat van beschuldiging stellen, welke gevolgen dat verder ook mag hebben. Nadat je de moordenaar, die je vroeg of degene op wie hij het gemunt heeft zich in jouw huis bevindt, naar waarheid hebt geantwoord, is het echter mogelijk dat de laatstgenoemde is weggegaan zonder dat dit is opgemerkt en zo dus aan de moordenaar ontsnapt is, zodat de euveldaad niet werd begaan; maar als je hebt gelogen en hebt gezegd dat hij zich niet in jouw huis bevond, terwijl hij je huis in feite al verlaten had (ook al weet jij dat niet) en de moordenaar hem daarna ontmoet en zijn misdaad begaat, kan je er terecht van beschuldigd worden de oorzaak van de dood van het slachtoffer te zijn. Want als je precies de waarheid had gezegd zoals jij die kende, zou de moordenaar die in jouw huis naar zijn vijand zocht misschien zijn tegengehouden door toesnellende buren en dan zou de moord niet begaan zijn.
Dus de persoon die liegt, is verantwoordelijk voor de gevolgen van zijn leugen, hoe edelmoedig zijn intentie ook was, zelfs voor de rechtbank, hoe onvoorzien de gevolgen ervan ook kunnen zijn. Oprechtheid is een plicht die als de grondslag kan worden beschouwd. Wanneer de wetten daarop ook maar de minste uitzondering zouden toestaan, zouden ze onmiddellijk nutteloos worden.
Het is dus een onaantastbaar en volstrekt onontkoombaar gebod van de rede dat onder alle omstandigheden geldt: al je uitspraken moeten waarheidsgetrouw (eerlijk) zijn.
Immanuel Kant, Fundering voor de metafysica van de zeden, 1785
Vertaling is van Marjolijn Stoltenkamp, 1997.