Uit: Stephen Law, Het geheim van de filosoof, 2002, Prometheus, Amsterdam. Vertaling door Jan Blokhuis, (blz 71.)
MATHILDE
Mag ik je voorstellen aan mijn tante Mathilde?
Zoals je ziet is Mathilde nu behoorlijk oud: vijfenzeventig jaar is ze om precies te zijn. Ze is in de loop van de tijd enorm veranderd. Ze is natuurlijk lichamelijk veranderd. Nu heeft ze grijze haren terwijl ze vroeger bruin haar had. En ze heeft tegenwoordig een stok nodig en een bril. Heel lang geleden, toen Mathilde nog een baby'tje was, woog ze net een paar kilo. Nu weegt ze meer dan tachtig kilo.
Laten we eens kijken in het fotoalbum van tante Mathilde.
Als je door dit album bladert, zie je veel van die veranderingen aan je oog voorbij trekken.
Natuurlijk is Mathilde ook geestelijk veranderd. Haar hoeveelheid herinneringen is met de jaren groter geworden, maar Mathilde is ook veel dingen vergeten. In haar kinderjaren zijn haar intelligentie en persoonlijkheid sterk tot ontwikkeling gekomen. En zelfs de afgelopen paar jaar is haar persoonlijkheid een beetje veranderd. Zo raakt ze niet meer zo uit haar humeur als ze haar kruiswoordpuzzel niet kan oplossen.
Maar ondanks alle lichamelijke en psychologische veranderingen die Mathilde in de loop der jaren heeft ondergaan, is het nog steeds een en dezelfde persoon die we op elke foto zien. Het is steeds Mathilde.
PERSOONLIJKE IDENTITEIT
Laten we nu eens naar het volgende vraagstuk kijken: wat is het waardoor de tweejarige, de vijfjarige, de tienjarige, de vijfentwintigjarige, de vijftigjarige en Mathilde, die zo oud is als ze nu is, een en dezelfde persoon zijn?
Dit is het vraagstuk van de persoonlijke identiteit. Algemeen gesteld is de vraag waarop we een antwoord willen: waaruit bestaat in wezen de identiteit van een bepaald persoon? Dit is een vraag die filosofen zichzelf al meer dan tweeduizend jaar hebben gesteld en nog steeds stellen. En het is zoals we zullen zien een erg moeilijke vraag.
Misschien denk je dat het antwoord op mijn vraag eigenlijk erg eenvoudig is en erg voor de hand ligt. Het is duidelijk dat de tweejarige, de vijfjarige, de tienjarige, enzovoort, op de foto's allemaal hetzelfde levende lichaam voorstellen.
Natuurlijk bedoel ik niet dat het elke keer dezelfde hoeveelheid materie is. Zeker niet, want de materie waaruit Mathilde's lichaam bestaat is veranderd toen ze ouder werd. Elk levend lichaam bestaat uit miljoenen cellen en die cellen worden geleidelijk aan vervangen.
Maar hetzelfde levende organisme blijft bestaan en gaat door met functioneren gedurende al deze veranderingen. En dit is, zo zou je kunnen denken, wat de identiteit van een persoon maakt. Wat ervoor zorgt dat de tweejarige, de vijfjarige, de tienjarige, enzovoort, allemaal een en dezelfde persoon - Mathilde - zijn, is het feit dat ze allemaal hetzelfde levende lichaam met elkaar delen: het lichaam dat Mathilde vandaag nog altijd heeft.
Maar ik ben er helemaal niet zo zeker van of dit nogal voor de hand liggende antwoord wel juist is. Het denkbeeldige geval dat ik nu ga beschrijven, lijkt duidelijk te maken dat het antwoord niet juist is.
EEN GEVAL VAN HERSENVERWISSELING
Hier hebben we Fred en Bert.
Fred en Bert leven ieder aan een andere kant van de stad en hebben elkaar nog nooit ontmoet. Fred is één meter zestig lang, dun en roodharig.
Bert is bijna twee meter, dik en kaal. Ook heeft Bert een houten been.
Op een zekere nacht breken twee Marsmannetjes - Blip en Blop - Freds huis binnen terwijl hij ligt te slapen. Blip en Blop verdoven Fred.
Daarna openen ze met behulp van hun zeer geavanceerde operatietechnieken de bovenkant van Fred's schedel. Met heel ingewikkelde scanapparaten kijken ze hoe Freds hersenen precies vastzitten aan de rest van zijn lichaam en daarna verwijderen ze zijn hersenen.
Vervolgens transporteren Blip en Blop Freds hersenen in hun vliegende schotel naar de andere kant van de stad. Daar ontmoeten ze Flip en Flop, twee andere Marswetenschapsmannetjes. Flip en Flop hebben precies dezelfde operatie uitgevoerd op Bert. De beide teams van Marsmannetjes wisselen onderling de informatie uit over hoe precies de hersenen aan het lichaam vastzitten. Vervolgens vliegen Flip en Flop naar het huis van Bert, waar ze Berts brein op Fred's lichaam aansluiten.
Blip en Blop installeren op hun beurt Fred’s brein in Berts lichaam. De Marsmannetjes zetten het schedeldak er weer op en naaien alles weer keurig op zijn plaats. Met speciale technieken zorgen ze ervoor dat de littekens niet te zien zijn. Zorgvuldig verwijderen ze elk spoor van hun aanwezigheid in de beide huizen en daarna vertrekken ze.
De volgende dag breekt aan. De persoon in het bed van Fred wordt wakker en kijkt om zich heen. Hij weet niet waar hij is. Dit is mijn slaapkamer niet, denkt hij. Hij wandelt langs een spiegel en ziet een glimp van zichzelf. Hij schrikt zich rot. Het lijkt alsof hij er totaal anders uitziet. Hij dacht dat hij dik was, maar nu is hij dun. Hij dacht dat hij bijna twee meter lang was, maar nu is het net iets meer dan anderhalve meter. Hij weet zeker dat hij kaal was, maar nu heeft hij een heleboel rood haar. Hij dacht dat hij bruine ogen had en nu zijn ze blauw. Hij dacht dat hij een houten been had, maar nu heeft hij twee normale benen. Wat is er met mij gebeurd? vraagt hij zich af.
Er wordt op de deur geklopt. De persoon met het lichaam van Fred gaat naar de deur om te openen. Het is de postbode. 'Hoi Fred', zegt de postbode. De postbode denkt dat het Fred is omdat hij het lichaam van Fred voor zich ziet. Maar de persoon met het lichaam van Fred antwoordt: 'Ik ben Fred niet. Ik ben Bert. 'Wat is er aan de hand?'
En natuurlijk staat de persoon die wakker wordt in Fred's huis eenzelfde soort verrassing te wachten.
WAAR KOMEN FRED EN BERT TERECHT?
Probeer je nu eens af te vragen waar Fred en Bert terechtkomen.
Als ik over dit verhaal nadenk, dan denk ik dat het juist is om te zeggen dat Fred nu Berts lichaam heeft en dat Bert nu Fred's lichaam heeft.
Fred en Bert hebben van lichaam gewisseld. Want de persoon met Freds lichaam heeft Berts hersenen. En daarmee heeft hij ook al Berts herinneringen en al Berts karaktereigenschappen: hij heeft Berts voorkeur voor vleespasteitjes, zijn hekel aan klassieke muziek, zijn opvliegende karakter, zijn gemene trekjes, enzovoort. Hij gelooft zelfs dat hij Bert is. Maar dan is de persoon met het lichaam van Fred natuurlijk in werkelijkheid Bert.
Want heeft hij eigenlijk niet alle wezenlijke eigenschappen voor zover het Bert betreft?
Laten we teruggaan naar ons originele vraagstuk: wat zorgt ervoor dat een tweejarige, een tienjarige, een vijfentwintigjarige en deze vijfenzeventigejarige mensen een en dezelfde persoon zijn? Ons eerste antwoord was: het feit dat ze allemaal hetzelfde lichaam hebben, en wel het lichaam dat Mathilde tot op de dag van vandaag nog steeds heeft. Maar zoals we zagen kan dit antwoord niet echt goed zijn.
Wat het geval van de hersenverwisseling ons lijkt te leren, is dat een persoon niet noodzakelijk daar hoeft te belanden waar zijn lichaam terechtkomt. In het geval van de hersenverwisseling komt Fred helemaal niet daar terecht waar zijn lichaam belandt. Fred komt terecht in het lichaam van Bert en Bert belandt in het lichaam van Fred.
Natuurlijk zul je in het normale leven nooit een hersenverwisseling meemaken. Mensen zijn gewoonlijk daar waar hun lichaam zich bevindt.
Maar het geval van de hersenverwisseling laat wel zien dat het tenminste een mogelijkheid is voor mensen om van lichamen te wisselen.
Dus Mathilde bevindt zich in de werkelijkheid weliswaar nog steeds in hetzelfde lichaam, maar dat was niet noodzakelijk. Als op een bepaald ogenblik haar hersenen naar een ander lichaam waren verhuisd, dan zou ze in dat andere lichaam zijn beland.
EEN BEZWAAR
Sommige (maar zeker niet alle) filosofen worden overtuigd door dit soort argumenten van hersenverwisseling. Volgens hen laten ze zien dat het hebben van een bepaald lichaam niet van wezenlijk belang is als het gaat om persoonlijke identiteit.
Maar misschien ben jij niet overtuigd door het argument. Misschien geloof jij niet dat de persoon met het lichaam van Bert Fred zal zijn. Een van de redenen waarom je er bezwaar tegen zou kunnen hebben, is dat je zou kunnen geloven dat de persoon met het lichaam van Bert uiteindelijk toch niet zo op Fred zal lijken. Je zou als volgt kunnen redeneren.
Fred was een goede hardloper. Stel dat hij op de Olympische Spelen goud had gewonnen.
Hardlopen was Fred’s leven. Nu bevindt de persoon in Fred’s lichaam zich in een erg onhandig lichaam met een houten been. Hij kan helemaal niet hardlopen. En zoals iedereen begrijpt, heeft dit invloed op zijn persoonlijkheid.
In plaats van een gelukkig, gezellig en sociaal mens, zal hij erg depressief worden en gaan denken over zelfmoord. Maar dan is hij toch zeker niet echt Fred, want Fred is een gelukkig en extravert type.
Ik ben het hier niet mee eens. Ik denk niet dat dit laat zien dat het niet Fred zou zijn die zich nu in Bert's lichaam bevindt. Natuurlijk is het waar dat wanneer hij ontdekt dat hij zich in zo'n ander lichaam bevindt, hij daar erg depressief van zal worden. Maar ik denk dat het Fred is die depressief wordt.
Vergeet even het verhaal over de hersenoperatie. Veronderstel in plaats daarvan dat Fred in een normale gang van zaken een been kwijtraakt, al zijn haren verliest en plotseling twintig kilo zwaarder wordt door een ziekte. Ook hierdoor zou hij erg depressief worden. Maar het zou vast en zeker nog steeds Fred zijn. En enkel en alleen omdat Fred erg depressief wordt, wil dat nog niet zeggen dat hij Fred niet meer is.
Als dit met Fred gebeurt, zouden we natuurlijk kunnen zeggen dat Fred 'niet meer dezelfde' is. We zouden kunnen zeggen dat hij niet meer de persoon is die hij was. Maar we zouden daar niet mee bedoelen dat de persoon met wie we nu te maken hebben, niet Fred is. We zouden er alleen maar mee bedoelen dat hij heel erg veranderd is. Geven we eigenlijk niet toe dat het nog steeds Fred is door te zeggen dat Fred niet meer de persoon is die hij geweest is?
Ik moet dus zeggen dat ik het niet eens ben met het naar voren gebrachte bezwaar. Alleen het feit dat de persoon met het lichaam van Bert erg depressief is, terwijl Fred een gelukkig en extravert type was, laat nog niet zien dat het Fred niet is die nu Bert's lichaam heeft.
HET GEVAL VAN DE HERSENSCANNER
Misschien ben je nog steeds niet overtuigd. Je zou kunnen zeggen dat het lichaam van belang is voor de persoonlijke identiteit maar dat niet het gehele lichaam van belang is, maar slechts een deel ervan. Het belangrijke deel zijn de hersenen. Je zou het ermee eens kunnen zijn dat Fred en Bert van lichaam wisselen. Maar natuurlijk wisselen ze niet van hersenen. Fred en Bert komen nog steeds terecht waar hun hersenen terechtkomen. Je zou dus kunnen zeggen dat het geval van hersenverwisseling niet laat zien dat het niet de hersenen zijn die bepalen waar de persoon terechtkomt.
Ik ben het ermee eens dat in het geval van hersenverwisseling niet aangetoond wordt dat het niet de hersenen zijn die bepalen waar een persoon terechtkomt. Maar laten we het verhaal nu eens een beetje veranderen. Veronderstel dat we de hersenen niet verwisselen, maar in plaats daarvan een hersenscanner gebruiken. De hersenscanner werkt als volgt.
De machine is verbonden met twee helmen.
Als deze helmen op twee hoofden geplaatst worden, dan registreert de machine precies hoe de twee breinen er vanbinnen uitzien, hoe alle neuronen aan elkaar vastzitten, hoe de verhoudingen van allerlei chemische stoffen zijn, enzovoort. Al deze informatie wordt opgeslagen in de machine. Dan, met een druk op een knop, wordt al deze informatie gebruikt om elk van de twee breinen om te vormen zodat hij net zo wordt als de ander was.
Het lijkt dat iemands persoonlijkheid, zijn herinneringen en andere psychologische eigenschappen zijn vastgelegd in de manier waarop iemands hersenen zijn gestructureerd. En door een verandering in de manier waarop de hersenen zijn gestructureerd, verwisselt de hersenscanner ook al deze psychologische eigenschappen.
Veronderstel nu dat in plaats van de hersenen van Fred en Bert te verwisselen, Blip en Blop alleen maar de hersenscanner gebruiken. Ze structureren Freds hersenen op de manier waarop Berts hersenen zijn gestructureerd, en ze bouwen Berts hersenen zoals Freds hersenen zijn gestructureerd. Bedenk dat de beide hersenen blijven waar ze zijn. Ze worden alleen maar opnieuw georganiseerd.
Door de beide hersenen opnieuw op te bouwen, veranderen Blip en Blop de twee aparte verzamelingen van herinneringen en karaktereigenschappen. Freds geheugen en karaktereigenschappen worden verplaatst van zijn lichaam naar dat van Bert en die van Bert worden overgebracht naar Fred's lichaam.
Nadat ze deze veranderingen hebben uitgevoerd op een verdoofde en bewusteloze Fred en Bert, plaatsen de Marsmannetjes de persoon met het lichaam van Fred weer in Fred's bed en de persoon met Berts lichaam weer in Berts bed.
Natuurlijk zal het resultaat hetzelfde zijn als in het geval van de hersenverwisseling. De persoon die de volgende morgen wakker wordt in Freds bed zal Berts persoonlijkheid en herinneringen hebben. Ook in dit geval zal hij verbijsterd zijn door hoe hij eruit ziet en zal hij denken dat hij Bert is, enzovoort.
Stel je nu de vraag: waar komen Fred en Bert terecht? Zeker, Fred komt terecht in Berts lichaam en Bert in dat van Fred, precies zoals het geval was bij het helemaal verwisselen van de hersenen. Maar als dat waar is, dan hoeft een persoon helemaal niet daar naartoe te gaan waar zijn hersenen naartoe gaan. Bij een normale gang van zaken komen mensen daar terecht waar hun hersenen terechtkomen. Maar het lijkt erop dat het in ieder geval mogelijk is dat personen hun hele lichaam inclusief hun hersenen verwisselen.
Wat het geval met de hersenscanner in feite laat zien, is dat iemands identiteit wordt bepaald door relevante herinneringen en karaktereigenschappen, en niet door het lichaam of zelfs maar een deel ervan.
IS EEN PERSOON NET ALS EEN TOUW?
We zijn bij de opvatting aangekomen dat het wat persoonlijke identiteit betreft van belang is dat je de juiste herinneringen en karaktereigenschappen hebt. Datgene waardoor de persoon in Fred's lichaam Bert is, is dat hij Berts herinneringen en Berts karaktereigenschappen heeft. Het is niet van belang of hij niet langer Berts lichaam heeft.
Maar als dat waar is, dan is de reden waarom de personen op de foto's van tante Mathilde een en dezelfde persoon zijn, het feit dat deze individuen dezelfde herinneringen en karaktereigenschappen delen. Dit is het waardoor ze allemaal bijeengehouden worden als één enkele persoon.
Het mag dan een feitelijk gegeven zijn dat Mathilde een en hetzelfde lichaam heeft in de gehele periode, maar dat is niet datgene waardoor de tweejarige, tienjarige, enzovoort, allemaal Mathilde zijn. Er is in principe geen enkele reden waarom Mathilde niet van lichaam zou verwisselen met iemand anders, net zoals Fred en Bert deden.
Natuurlijk is het zo dat het voor deze vijfenzeventigjarige
om dezelfde persoon te zijn als deze tweejarige niet nodig is om precies dezelfde herinneringen te hebben. Dat zou belachelijk zijn. Op de leeftijd van vijfenzeventig jaar zijn er dingen die Mathilde zich herinnert die ze op tweejarige leeftijd nog niet had gedaan. Er zijn ook een heleboel dingen die ze gedaan heeft en die ze helemaal vergeten is.
Wat belangrijk lijkt te zijn als het om persoonlijke identiteit gaat, is dat er een juiste soort continuïteit van herinneringen en persoonlijkheid is.
Klaarblijkelijk is het niet nodig dat een persoon precies dezelfde herinneringen en precies dezelfde persoonlijkheid heeft tijdens zijn of haar hele leven. Maar er moet wel minstens een soort overlapping zijn.
Hier is een voorbeeld van zo'n overlapping. Mathilde's geheugen is erg slecht. Ze kan zich niets meer herinneren van de tijd dat ze twee of vijf jaar was. Maar ze kan zich nog wel iets herinneren van toen ze tien jaar oud was. Laten we ook aannemen dat ze toen ze tien jaar oud was, zich wel kon herinneren dat ze vijf jaar was, hoewel ze zich toen niet meer kon herinneren dat ze twee jaar was. En laten we aannemen dat toen ze vijf jaar was, ze zich nog iets kon herinneren van toen ze twee jaar oud was.
Er is dus een reeks van herinneringen met overlappingen waardoor Mathilde zoals ze nu is wordt verbonden met die tweejarige, ondanks het feit dat ze nu geen herinneringen meer heeft aan de tijd dat ze twee was.
Je zou kunnen denken aan Mathildes levensgeschiedenis als was het zoiets als het touw hierboven. Het touw is gemaakt van in elkaar overlopende draadvezels die ieder afzonderlijk veel korter zijn dan het touw zelf. Sommige vezels strekken zich uit van het begin tot een derde van de lengte, andere vezels van een kwart tot driekwart van de lengte en weer andere vezels strekken zich alleen over het laatste derde stuk uit. Geen enkele draadvezel die aan een van de beide kanten uit het touw steekt, komt ook tevoorschijn aan de andere kant van het touw. Maar toch vormen al deze vezels één enkel touw door de manier waarop ze gezamenlijk stukken daarvan bestrijken. Op dezelfde manier zijn de herinneringen en karaktereigenschappen van Mathilde nu nogal verschillend van die van toen ze twee jaar oud was. Maar toch zijn deze tweejarige en deze vijfenzeventigjarige allebei Mathilde omdat er een overlappende reeks van herinneringen en karaktereigenschappen is die ze met elkaar verbindt.
REINCARNATIE
Als datgene waardoor jij een persoon bent, het hebben van de juiste persoonlijkheid en herinneringen is, los van het feit of ze wel of niet hetzelfde lichaam hebben, dan lijkt het of als mensen doodgaan ze later terug kunnen komen met een ander lichaam. Misschien gebeurt dit in werkelijkheid wel nooit. Waar het echter om gaat is dat het zou kunnen gebeuren.
Weer tot leven komen in een nieuw lichaam betekent dat je reïncarneert. Er zijn enkele godsdiensten die beweren dat iedereen gereïncarneerd is.
Een van de manieren waarop je zou kunnen reïncarneren is door het gebruik van de hersenscanner waarover ik het eerder had. Je zou je hersenen kunnen scannen vlak voordat je doodgaat en die scan later kunnen gebruiken om de hersenen van iemand anders opnieuw te organiseren, zodat jouw herinneringen en karaktereigenschappen worden overgezet
naar iemand anders. Het lijkt of je dan weer tot leven zou zijn gekomen met een ander lichaam.
Door de wetenschap is het misschien mogelijk dat we gereïncarneerd kunnen worden. Natuurlijk zou het nauwelijks eerlijk zijn wanneer jij het lichaam overneemt van een andere persoon. Want wat gebeurt er met hem? Maar misschien kan er een nieuw lichaam voor jou gemaakt worden, hetzij door het maken van klonen, hetzij door een ander proces. Zo zou je eeuwenlang kunnen leven. Als je oude lichaam versleten is, dan zou je het kunnen ruilen voor een nieuw lichaam, op dezelfde manier waarop je een oude auto die niet meer rijdt, inruilt voor een nieuwe.
Een aantal mensen, vooral religieuze mensen, gelooft dat ieder van ons een ziel heeft. Een ziel is een zeer bijzonder soort ding. Wij praten hier niet over een fysisch ding dat gemaakt is van fysische stof. We praten hier over iets niet-fysisch. De ziel is inderdaad een bovennatuurlijk ding - het ding waarvan velen geloven dat het naar de hemel gaat wanneer iemands fysieke lichaam sterft.
Nu is je ziel, als je er een hebt, klaarblijkelijk verbonden met je fysieke lichaam. Hij bestuurt je fysieke lichaam. Maar hij kan wel gescheiden worden van je fysieke lichaam. In feite kan je ziel bestaan zonder wat voor lichaam dan ook.
Natuurlijk is het zo dat als elke persoon werkelijk een ziel is, het dan mogelijk moet zijn dat mensen van lichaam wisselen. Je ziel zou dan verbonden worden met een ander lichaam.
Het is echter wel belangrijk dat we ons realiseren dat door te suggereren dat je van lichaam zou kunnen ruilen met iemand anders, ik zeker niet suggereer dat je een ziel hebt. Het is zo dat als we een ziel hebben, het mogelijk is om van lichaam te wisselen. Daar volgt echter niet uit dat als het mogelijk is om van lichaam te wisselen, we dan ook een ziel hebben.
Ik suggereer dat alles wat nodig is om mensen van lichaam te laten wisselen, is dat bepaalde psychologische eigenschappen (zoals slecht gehumeurd zijn of in staat zijn je de oorlog te herinneren) overgezet kunnen worden van het ene in het andere lichaam. Je hoeft hiervoor geen enkel fysisch gedeelte van het ene lichaam te verplaatsen naar het andere lichaam, zelfs niet de hersenen. Ook is het niet nodig om een of ander niet-fysisch, bovennatuurlijk, zielenstofachtig-ding van het ene naar het andere lichaam te verplaatsen.
In feite is het zo dat zelfs als er zulke dingen als zielen zijn, het niet zo lijkt te zijn dat wanneer een of andere persoon jouw ziel heeft, dit maakt dat jij het bent. Dit zal ik nu uitleggen.
HET GEVAL VAN DE ZIELENRUIL
Stel dat jij en ik een ziel hebben en dat deze twee zielen binnen twee minuten zullen wisselen. Al het andere - waaronder al onze herinneringen en karaktereigenschappen - blijft wel op zijn plaats. Mijn ziel zal jouw lichaam, herinneringen en karaktereigenschappen hebben. En jouw ziel die van mij.
Bedenk dat na de ruil alles hetzelfde zal lijken, niet alleen voor alle anderen, maar ook voor onszelf (waar we dan ook terecht mogen zijn gekomen). Want de persoon die terechtkomt in dit lichaam zal de herinneringen en persoonlijkheid hebben die bij dit lichaam horen. Dus zelfs als je zou eindigen met dit lichaam, dan zou je je geen ruil herinneren. Want je herinnert je niets van wat dan ook van je verleden. Je herinnert je alleen maar mijn verleden.
Stel je voor dat deze zielenruil plaatsvindt. Waar komen jij en ik dan terecht? Als we zeggen dat de persoon de ziel is en dat de persoon dus daarheen gaat waar de ziel heen gaat, dan moeten we zeggen dat de persoon met jouw lichaam, herinneringen en karaktereigenschappen nu miy is. En dat de persoon met mijn lichaam, herinneringen en karaktereigenschappen nu jou is.
Maar dit kan toch niet juist zijn? De persoon met jouw lichaam zal zeker niet mij zijn, ondanks het feit dat hij of zij nu mijn ziel heeft. Diegene is immers helemaal niet zoals ik ben. Hij heeft geen enkele van mijn herinneringen. Zijn persoonlijkheid is totaal verschillend van de mijne. Als je hem vraagt wie hij is, dan geeft hij jouw naam. Als we hem vragen naar zijn familieleden, dan praat hij over jouw familieleden. Het zal vast en zeker niet makkelijk zijn om deze persoon ervan te overtuigen dat hij niet is wie hij denkt te zijn.
In feite zou dit soort van zielenruil voortdurend plaats kunnen vinden en niemand, ook de mensen die ermee te maken hebben, zou er ook maar iets wijzer van worden. Misschien zijn jouw ziel en mijn ziel vijf minuten geleden wel gewisseld. Wat voor verschil zou het maken? Niemand zou het merken. Zelfs wij niet!
Ligt het niet veel meer voor de hand om te zeggen dat, ook al zouden er zulke dingen als zielen zijn, het de persoon is met al jouw herinneringen en karaktereigenschappen die jou is, wat voor ziel hij dan ook mag hebben? In dat geval lijkt niet alleen het lichaam onbelangrijk als het over de vraag naar onze persoonlijke identiteit gaat, maar ook de ziel.
DRIE THEORIEËN
We hebben nu gekeken naar drie verschillende theorieën over persoonlijke identiteit.
De eerste theorie waar we naar gekeken hebben, is die waarbij het levende lichaam bepalend is voor de identiteit van een persoon. Volgens deze theorie komt een persoon automatisch daar terecht waar zijn lichaam terechtkomt. Laten we dit de Lichaamstheorie over de persoonlijke identiteit noemen. Het geval met de hersenscanner lijkt aan te tonen dat de Lichaamstheorie niet juist is: het is mogelijk voor mensen om van lichaam te wisselen.
We hebben ook gekeken naar de theorie dat elke persoon een niet materiële ziel heeft en dat hierdoor de identiteit bepaald wordt. Volgens deze theorie komt een persoon noodzakelijk daar terecht waar zijn ziel terechtkomt. Laten we dit de Zieltheorie van de persoonlijke identiteit noemen. Het lijkt erop dat, ook al waren er zulke dingen als zielen, het voor personen mogelijk zou zijn om van ziel te wisselen. Dit betekent dat ook de Zieltheorie niet klopt.
Tot dusver is de theorie die het meest aanvaardbaar lijkt, de theorie dat het herinneringen en karaktereigenschappen zijn waardoor de persoonlijke identiteit wordt bepaald. Laten we dit de Stroomtheorie van de persoonlijke identiteit noemen.Volgens de Stroomtheorie is datgene waardoor de tweejarige, vijfjarige, tienjarige, enzovoort, in het fotoalbum van Mathilde verbonden worden tot één enkele persoon. het feit dat er een stroom van herinneringen en karaktereigenschappen is die ze aan elkaar koppelt. Zij vormen psychologisch een doorlopend geheel met elkaar.
Als deze psychologische stroom van het ene op het andere lichaam zou overgaan, of zelfs van de ene ziel op de andere (voor zover er zoiets bestaat als zielen), dan zou Mathilde dat ook doen.
HET GEVAL VAN DE TRANSPORTMACHINE NAAR MARS EN HET TWEE-VAN-JOU-PROBLEEM
Ik heb geprobeerd de Stroomtheorie zo aannemelijk mogelijk te maken. Maar ik moet nu wel onthullen dat er een ernstig probleem is. Ik zal dit het ‘twee-van-jou-probleem’ noemen. Om het ‘twee-van-jou-probleem’ te kunnen uitleggen, zullen we eens kijken naar een ander sciencefiction-voorbeeld dat ik het geval van de transportmachine naar Mars zal noemen.
Veronderstel dat wetenschappers van Mars een machine ontwikkelen die een menselijk lichaam kan scannen (of wat voor fysisch voorwerp› dan ook, het maakt niet uit) om er een kopie van te produceren die tot op het laatste atoom niet van het echte lichaam te onderscheiden is. Men presenteert deze machine aan jou. Men vraagt of je in de capsule wilt stappen en op het rode knopje wilt drukken waardoor de machine start.
Dat doe je. Dan volgt er een flitsende ontlading. Je oorspronkelijke lichaam verdampt ter plaatse in één enkel ogenblik. Maar net voordat je lichaam wordt vernietigd, wordt het gescand. Alle informatie die nodig is om een duplicaatlichaam te maken, wordt verzonden naar Mars, waar ook een dergelijke machine staat. De machine op Mars produceert daarna een duplicaatlichaam. Dit alles neemt niet meer dan een paar seconden in beslag.
Natuurlijk is de persoon die op Mars uit de capsule stapt, niet alleen lichamelijk volkomen aan jou gelijk. Hij of zij sluit ook psychologisch volkomen op je aan en heeft al jouw karaktereigenschappen en herinnering-gen. Als je diegene vraagt wie hij of zij is, dan wordt jouw naam gegeven.
Hij of zij lijkt zich te herinneren dat hij of zij net op Aarde in de machine is gestapt en op de rode knop heeft gedrukt.
Als we nu de Stroomtheorie van de persoonlijke identiteit aanvaarden, dan moeten we zeggen dat de persoon op Mars werkelijk jou is. Want die persoon sluit psychologisch vloeiend op jou aan. We hebben hier in feite te maken met een transportmachine. De machine kan mensen van de Aarde naar Mars verplaatsen en weer terug, als ze dat willen. Misschien vind je dit erg aannemelijk. Misschien zou je met alle plezier in de machine stappen, op de rode knop drukken en denken dat je weggestraald wordt naar Mars.
Maar ik ben er niet zo zeker van. Stel dat we het verhaal een beetje veranderen. Stel dat we in plaats van één duplicaatlichaam op Mars te produceren, de machine programmeren om twee lichamen te maken. Uit de capsule op Mars stappen twee mensen die allebei psychologisch volkomen op jou aansluiten. Je zou kunnen zeggen dat in dit geval de psychologische stroom zich opsplitst. Hij vertakt zich in twee stromen.
Dit verhaal brengt de Stroomtheorie in grote problemen. Deze theorie zegt immers dat de twee mensen omdat ze psychologisch op jou aansluiten, ook allebei jou zijn. Allebei zijn een en dezelfde persoon zoals jij.
Maar ze kunnen niet één en dezelfde persoon zoals jij zijn, want daar zou dan uit volgen dat ze een en dezelfde persoon als elkaar zijn, wat ze duidelijk niet zijn: er zijn namelijk twee personen en niet één. Ze kunnen dan wel precies hetzelfde zijn, maar ze zijn niet een en dezelfde persoon. Dus het lijkt erop dat de Stroomtheorie niet juist kan zijn.
DE ENKELE STROOMTHEORIE
We hebben gezien dat de mogelijkheid van een psychologische stroom die zich verdeelt een groot probleem voor de Stroomtheorie oplevert.
Kan de theorie veranderd worden zodat we met dit probleem om kunnen gaan?
Een aantal filosofen heeft geopperd dat we alleen maar een extra voorwaarde hoeven te stellen om het probleem op te lossen. Deze voorwaarde eist dat er geen splitsingen op mogen treden in de psychologische stroom. De voorwaarde zegt dat als op een bepaald punt de psychologische stroom in tweeën breekt, dan geen van de beide later komende individuen identiek is aan de eerdere. Op het moment dat de stroom zich in tweeën deelt, ontstaan er twee nieuwe individuen en bestaat de oorspronkelijke persoon niet langer. Als er echter geen splitsing optreedt in de rivier, als er één enkel volgend individu is, dan zijn de eerdere en de latere individuen een en dezelfde persoon.
Laten we dit de Enkele Stroomtheorie noemen.
HET DUPLICATORKANON
Eén probleem van de Enkele Stroomtheorie kan duidelijk gemaakt worden door middel van twee gedachte-experimenten.
Veronderstel dat wetenschapsmensen op Mars een scanmachine ontwikkelen die lichamen vanaf een grote afstand kan scannen en ze daarna kan dupliceren.
Laten we het een duplicatorkanon noemen. Ik stap uit mijn voordeur en loop de straat op. Zonder dat ik het weet richten de Marsmannetjes die door de wereldruimte vliegen het duplicatorkanon op mij en drukken op de startknop. De machine leest ogenblikkelijk de informatie af hoe ik lichamelijk in elkaar steek en produceert in een capsule van hun ruimteschip een duplicaat van mij dat tot op het laatste atoom met mij overeenstemt. Het lijkt voor hem alsof hij zojuist uit mijn voordeur stapte en de straat op liep, toen de straat plotseling veranderde in een ruimteschip van Mars.
Beneden op Aarde bereikt de persoon met mijn oorspronkelijke lichaam het einde van de straat en gaat de hoek om. Hij is totaal onwetend van wat er gebeurd is.
In dit verhaal breekt mijn psychologische stroom in tweeën. Er zijn nu twee individuen die psychologisch exact gelijk zijn aan de eerdere mij, het individu dat het eind van de straat bereikt en de hoek omgaat en het individu dat uit de capsule in het ruimteschip stapt. Waar ben ik nu eigenlijk? Volgens de Enkele Stroomtheorie is geen van deze beide individuen mij. Als het duplicatorkanon in werking treedt, verdwijnt de oorspronkelijke mij en ontstaan er twee nieuwe individuen. Noch de persoon die uit de capsule in het ruimteschip stapt, noch de persoon die het einde van de straat bereikt is Stephen Law. Stephen Law is opgehouden te bestaan.
Maar is dat niet absurd? Hoe kunnen de Marsmannetjes ervoor zorgen dat ik ophoud met bestaan enkel en alleen door een kopie van mij te maken? Of de Marsmannetjes nou wel of niet een kopie van mij maken als ik door de straat loop, het blijft toch ‘ik’ die het einde van de straat bereikt en de hoek om gaat? Maar dat is nou net wat de Enkele Stroomtheorie ontkent. Het lijkt er dus op dat de Enkele Stroomtheorie niet juist moet zijn.
Hier is nog een moeilijk geval voor de Enkele Stroomtheorie. Stel dat niemand het einde van de straat bereikt om de hoek om te gaan. De Marsmannetjes schieten met het duplicatorkanon en maken een kopie net zoals eerder. Maar juist voordat het duplicatorkanon begint met het opbouwen van de kopie, stap ik van de stoep af en een passerende vrachtauto rijdt me plat (ik vergat op te letten).
Waar ben ik nu? Besta ‘ik’ nog? Volgens de Enkele Stroomtheorie besta ik nog steeds. Ik ben in feite getransporteerd naar het ruimteschip. Want in dit verhaal is er een later individu dat psychologisch volkomen aansluit op de eerdere ik: de persoon die uit de capsule in het ruimteschip stapt. En daarom is volgens de Enkele Stroomtheorie de persoon aan boord van het ruimteschip mij.
Maar is dit ook dit keer niet absurd? Ik ben toch zeker dood? Het feit dat de Marsmannetjes toevallig net voordat ik werd platgereden door een vrachtwagen een exacte kopie van mij gemaakt hebben, verandert daar niets aan. Er mag best een persoon net zoals ik op het ruimteschip zijn, maar die persoon is niet werkelijk mij.
Dus de Enkele Stroomtheorie komt in de problemen omdat er een paar nogal absurd klinkende gevolgen aan verbonden zijn. Misschien is er iets op deze problemen te vinden.
Maar misschien ook niet. Misschien is hetgene dat uit deze twee laatste sciencefiction voorbeelden met het duplicatorkanon blijkt, dat het hebben van een bepaald levend lichaam niet irrelevant is voor zover het persoonlijke identiteit betreft. Misschien zijn we wel te snel overtuigd geraakt door de gevallen van hersenverwisseling en hersenscanners. Lijkt het volgens het eerste verhaal over het duplicatorkanon niet juist om te zeggen dat de persoon die het einde van de straat bereikt mij is omdat hij hetzelfde levende organisme is dat mijn huis verliet? Het is niet van belang of er een kopie van dat levende lichaam ergens anders is geproduceerd. Klinkt het in het tweede verhaal over het duplicatorkanon niet juist om te zeggen dat de persoon in het ruimteschip niet mij is omdat hij niet een en hetzelfde levende organisme is als degene die mijn huis verliet? Helaas bestaat dat levende organisme niet meer; het is platgereden door een vrachtwagen.
We zitten nu dus met twee elkaar tegensprekende groepen van ideeën.
Aan de ene kant zijn er onze gedachten over de gevallen van hersenverwisseling en van de hersenscanner. Hierbij is het volkomen onbelangrijk dat we een bepaald levend lichaam hebben voorzover het om persoonlijke identiteit gaat. Aan de andere kant zijn er onze gedachten over de twee verhalen waarin het duplicatorkanon optreedt. Hierin is het hebben van een levend lichaam heel erg van belang, zeker als het gaat over persoonlijke identiteit. In welke van deze met elkaar in tegenspraak zijnde gedachten moeten we vertrouwen stellen? Ik moet toegeven: ik ben hierover erg in de war.
De onderwerpen die we besproken hebben komen ook naar voren in mijn laatste sciencefictionverhaal, dat nu volgt. Het verhaal eindigt ermee dat ik een verschrikkelijk dilemma onder ogen moet zien. Ik zal aan jou overlaten om te beslissen wat ik moet doen.
DE VAKANTIE VAN JE LEVEN?
Blip en Blop komen me op een dag bezoeken. Ze stellen hun transportapparaat van Mars (waar we het eerder over hadden) op in mijn voorkamer en leggen me uit hoe het werkt. Ze demonstreren het door Blip te transporteren van een capsule aan de ene kant van de kamer naar een capsule aan de andere kant van de kamer en daarna weer terug. Zie je wel, zegt Blip, 'het is volkomen betrouwbaar!'
Blip en Blop leggen me uit dat ze dergelijke capsules hebben geplaatst in het gehele universum op hun favoriete vakantiebestemmingen en ze bieden mij aan om er gebruik van te maken voor een rondreis door het universum. Het enige wat ik moet doen is in de capsule stappen die voor mij staat, de eerste bestemming intoetsen en op de rode knop drukken.
Wat een ongelooflijke kans, denk ik. Ik stap in de capsule, toets mijn gekozen bestemming in (ik heb besloten om een ruimteschip te bezoeken dat boven de ringen van Saturnus zweeft) en druk daarna op de knop. Daarna besteed ik maandenlang aan het reizen naar allerlei exotische bestemmingen. Ik heb de tijd van mijn leven.
Maar op een dag, terwijl ik aan een strand zit op een prachtige verlaten planeet ergens halverwege het verre uiteinde van het melkwegstelsel, ga ik wat beter nadenken over de transportmachine van Mars.
Een knagende twijfel bekruipt me. Ik ben er niet meer zo zeker van of ik nog wel terug wil stappen in de capsule waar ik een paar uur geleden uit tevoorschijn ben gekomen en weer een bestemming wil kiezen en op de rode knop wil drukken. Want ik ben er eigenlijk helemaal niet zo zeker van of het wel een transportmachine is. Blip en Blop mogen zichzelf er misschien van overtuigd hebben dat het een transportmachine is, maar misschien houden ze zichzelf voor de gek. Misschien wordt iedere keer wanneer iemand instapt en op de knop drukt. die iemand gewoon gedood. Want het levende organisme dat erin stapt en op de knop drukt. verdampt onmiddellijk. En het organisme dat ergens anders wordt opgebouwd, is een kopie van het origineel.
En dan schiet er een vreselijke gedachte door mij heen. Als dat waar is, dan is Stephen Law maanden geleden gestorven. Hij kwam om het leven toen hij in de eerste capsule stapte en op de knop drukte. Ik ben Stephen Law niet (hoewel ik dacht dat ik het wel was). Ik ben alleen maar iemand net zoals Stephen Law. In feite besta ik pas een paar uur: de paar uur sinds ik uit de capsule ben gestapt.
Wat moet ik nu doen? Moet ik hier alleen blijven, voor altijd gestrand op deze afgelegen plek in het melkwegstelsel? Of moet ik in de capsule stappen, thuis intoetsen en op de rode knop drukken? Als ik dat doe, zal de persoon die uit de capsule stapt op Aarde dan werkelijk mij zijn? Of zal hij enkel en alleen maar een kopie zijn? Zal ik terugkeren naar huis? Of zal ik sterven? Wat denk jij?